Een eenvoudig voorbeeld:
Hoe komt uit het voedsel bruikbare energie beschikbaar?
Wanneer vet in het vuur verbrand tot kooldioxyde komt alle energie, (die opgeslagen is in de moleculen vet), snel vrij in de vorm van warmte.
Het functioneren van het menselijke lichaam heeft een veel lagere temperatuur dan een kachel en heeft de energie in andere vorm nodig dan alleen warmte.
Nodig is: Bruikbare energie bij lage temperatuur (40 °C.)
Dat vereist een beheerste afbraak van het vet, waarbij de energie zo vrij komt, dat die gebruikt kan worden voor allerlei levensverrichtingen: lopen, kijken, ruiken enz. enz.
De energie uit het vetmolecuul moet in kleine porties opgeslagen worden. Dat gebeurt door de vorming van een aantal andere moleculen. De energie wordt als het ware opgeslagen in een aantal batterijen.
Voor die beheerste afbraak zijn een groot aantal enzymen nodig. Grote eiwitmoleculen die het vetzuur molecuul als het ware op een lopende band in stukjes slopen.
Die enzymen moeten in precies de juiste volgorde liggen, anders loopt het proces vast.
Te vergelijken met een lopende band van meel ----tot------koekjes in verpakking. Daarbij moet het personeel (de enzymen) ook niet beginnen met meel in te pakken of water bij de koekjes doen.
De oxidatie van het vetzuur (onderdeel van een vetmolecuul) start met de koppeling van het vetzuur (R-CH2-CH2-COOH) aan coenzym A (CoA.SH). Telkens wordt een stukje azijnzuur van de keten afgesplitst in de vorm van acetylcoenzym A.